1 Samuel 29:6

SVToen riep Achis David, en zeide tot hem: [Het is zo waarachtig als] de HEERE leeft, dat gij oprecht zijt, en uw uitgang en uw ingang met mij in het leger is goed in mijn ogen; want ik heb geen kwaad bij u gevonden, van dien dag af, dat gij tot mij zijt gekomen, tot dezen dag toe; maar gij zijt niet aangenaam in de ogen der vorsten.
WLCוַיִּקְרָ֨א אָכִ֜ישׁ אֶל־דָּוִ֗ד וַיֹּ֣אמֶר אֵ֠לָיו חַי־יְהוָ֞ה כִּי־יָשָׁ֣ר אַתָּ֗ה וְטֹ֣וב בְּ֠עֵינַי צֵאתְךָ֙ וּבֹאֲךָ֤ אִתִּי֙ בַּֽמַּחֲנֶ֔ה כִּ֠י לֹֽא־מָצָ֤אתִֽי בְךָ֙ רָעָ֔ה מִיֹּ֛ום בֹּאֲךָ֥ אֵלַ֖י עַד־הַיֹּ֣ום הַזֶּ֑ה וּבְעֵינֵ֥י הַסְּרָנִ֖ים לֹֽא־טֹ֥וב אָֽתָּה׃
Trans.wayyiqərā’ ’āḵîš ’el-dāwiḏ wayyō’mer ’ēlāyw ḥay-JHWH kî-yāšār ’atâ wəṭwōḇ bə‘ênay ṣē’ṯəḵā ûḇō’ăḵā ’itî bammaḥăneh kî lō’-māṣā’ṯî ḇəḵā rā‘â mîywōm bō’ăḵā ’ēlay ‘aḏ-hayywōm hazzeh ûḇə‘ênê hassərānîm lō’-ṭwōḇ ’ātâ:

Algemeen

Zie ook: Achis, David (koning), Eed, Gelofte (afleggen), Zweren (iets)

Aantekeningen

Toen riep Achis David, en zeide tot hem: [Het is zo waarachtig als] de HEERE leeft, dat gij oprecht zijt, en uw uitgang en uw ingang met mij in het leger is goed in mijn ogen; want ik heb geen kwaad bij u gevonden, van dien dag af, dat gij tot mij zijt gekomen, tot dezen dag toe; maar gij zijt niet aangenaam in de ogen der vorsten.


Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

וַ

-

יִּקְרָ֨א

Toen riep

אָכִ֜ישׁ

Achis

אֶל־

-

דָּוִ֗ד

David

וַ

-

יֹּ֣אמֶר

en zeide

אֵ֠לָיו

tot

חַי־

leeft

יְהוָ֞ה

HEERE

כִּי־

dat

יָשָׁ֣ר

oprecht zijt

אַתָּ֗ה

gij

וְ

-

ט֣וֹב

is goed

בְּ֠

in mijn ogen

עֵינַי

in de ogen

צֵאתְךָ֨

en uw uitgang

וּ

-

בֹאֲךָ֤

en uw ingang

אִתִּי֙

met

בַּֽ

mij in het leger

מַּחֲנֶ֔ה

-

כִּ֠י

want

לֹֽא־

ik heb geen

מָצָ֤אתִֽי

bij gevonden

בְ

-

ךָ֙

-

רָעָ֔ה

kwaad

מִ

-

יּ֛וֹם

dien dag

בֹּאֲךָ֥

mij zijt gekomen

אֵלַ֖י

af, dat gij tot

עַד־

tot

הַ

-

יּ֣וֹם

dag

הַ

-

זֶּ֑ה

dezen

וּ

-

בְ

-

עֵינֵ֥י

-

הַ

-

סְּרָנִ֖ים

der vorsten

לֹֽא־

zijt niet

ט֥וֹב

aangenaam

אָֽתָּה

toe; maar gij


Toen riep Achis David, en zeide tot hem: [Het is zo waarachtig als] de HEERE leeft, dat gij oprecht zijt, en uw uitgang en uw ingang met mij in het leger is goed in mijn ogen; want ik heb geen kwaad bij u gevonden, van dien dag af, dat gij tot mij zijt gekomen, tot dezen dag toe; maar gij zijt niet aangenaam in de ogen der vorsten.

____

Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!